De eikenprocessierups (Thaumetopoea processionea) is de larve van een nachtvlinder. Deze nachtvlinder legt eitjes in de toppen van vooral eikenbomen waar ze overwinteren. Van april tot begin mei komen de rupsen uit de eitjes. Aanvankelijk zitten ze hoog in de boom. Na een aantal vervellingen komen groepjes rupsen samen en vormen grote nesten op de stammen van eikenbomen. Deze nesten bestaan uit een dicht spinsel van draden, brandharen, vervellingshuidjes en uitwerpselen. 's Nachts gaan de rupsen vanuit hun nesten in processie op zoek naar voedsel.
Welke overlast?
De brandharen van de eikenprocessierups zijn microscopisch klein. Bij mensen, maar ook bij (huis)dieren veroorzaken de brandharen huiduitslag en irritatie aan de ogen en/of luchtwegen.
Welke bestrijdingsmethoden?
Om de eikenprocessierups te bestrijden, passen we verschillende methoden toe:
Zuigmethode Om enkele solitaire nesten of nesten op moeilijk bereikbare plaatsen te bestrijden, maken we gebruik van de EPRZ. Dat is een compacte zuigunit waarmee de rupsen en hun restanten worden opgezogen en verzameld in een zak die hermetisch wordt afgesloten. De zak brengen we naar een afvalverbrandingsinstallatie (AVI) waar de zak met inhoud wordt vernietigd. De EPRZ-installatie wordt bediend door twee mensen en is te plaatsen op vrijwel iedere hoogwerker. Deze zuigtechniek is dus ook op hoogte inzetbaar is.
Plukken Ook is het mogelijk om enkele solitaire nesten of nesten op moeilijk bereikbare plaatsen te verwijderen door ze te ‘plukken’. Het nest wordt dan met een speciale spray gefixeerd, verwijderd, afgevoerd en vernietigd.
Boomnevelspuit Als er voldoende blad aan de bomen zit, kunnen we bomen benevelen met een biologisch bacteriënpreparaat. De boomnevelspuit die we daarbij gebruiken, kan een hoogte van 30 m bereiken. De spuitvloeistof is elektrostatisch geladen en wordt met een laag-volume-bespuitingstechniek efficiënt en nauwkeurig verdeeld over de boven- en onderzijde van de bladeren. De emissie van spuitvloeistof is beperkt. Het biologisch bacteriënpreparaat hecht zich aan het eikenblad. Als de rupsen van het blad eten, krijgen ze de bacterie binnen. De bacterie zorgt ervoor dat de rups niet langer een hongergevoel krijgt. De rups stopt met eten en gaat dood.